Osmo Jokinen (1938–1985) schreef in de jaren zestig een boek dat alles en niets zegt. Een boek dat volgens een paar journalisten de makkelijkste weg naar officieel schrijverschap was. En dat is het: Osmo Jokinen, Nulpunt. Wat resteert is een tweetal kwesties die in een detective niet zouden misstaan: wie? en waarom?
De uit Turku afkomstige Jokinen was als journalist sinds 1958 werkzaam bij Yleisradio, de Finse staatsradio, en vanaf 1975 vaste medewerker van het grootste Finse dagblad, de Helsingin Sanomat, waarvoor hij radioprogramma’s recenseerde. Het jaar 1964, waarin Nollapiste verscheen, vormde een keerpunt in zijn leven. Jokinen koos voor het vrije schrijverschap en liet zijn eerdere werk rusten.
Nollapiste, dat in de Finse literatuurgeschiedschrijving niet te vinden is, baarde veel opzien in het jaar van verschijnen. Het avondblad Ilta-Sanomat kopte in een interview met Jokinen met een citaat van hem: ‘Het beste lied niet gezongen.’ En dat vormt een treffende karakterisering van Nollapiste. Het interview is interessant, omdat de schrijver zijn bedoelingen toelicht. Het ging hem niet om een grapje of een aanval op de dichters van zijn tijd. Jokinen was immers met hen opgegroeid en behoorde tot hun kring. Dat bevestigt Väino Kirstinä die in de jaren zestig experimentele poëzie schreef en een goede bekende van Jokinen was. Hij herinnert zich dat Jokinen en hij werden geïnspireerd door berichten in de Helsingin Sanomat over Roland Barthes’ Le Degré zéro de l´écriture. Met Nollapiste wilden ze een serieus filosofisch debat aanzwengelen. Volgens Kirstinä werd er uitvoerig gediscussieerd over wat het betekende om zich op een nulpunt te bevinden.
In het interview in de Ilta-Sanomat stelde Jokinen dat hij met Nollapiste mensen ertoe wilde aanzetten om over de kwestie van de lege bladzijden na te denken. De lezer moest stelling nemen. En wanneer hij zich niet kon vinden in de poëzie zoals die in Nollapiste stond, wat dan? Volgens Jokinen kon de lezer aan het boek meedoen. De vierkante punten gaven de lengte en de duur van de gedichten aan. Zo kon ieder naar eigen goesting poëzie schrijven. Het is zoals de dichter zei: eigen belevenissen zijn altijd rijker dan de belevenissen van anderen die op papier staan: ‘Wanneer iemand een mooi meisje ziet, maakt dat bij deze persoon altijd meer gedachten los dan bij het lezen van de woorden “een mooi meisje”.’
In het interview plaatst Jokinen zijn werk niet in een literaire traditie. Toch vertonen zijn ideeën over Nollapiste een duidelijke verwantschap met Stéphane Mallarmé’s befaamde Un Coup de dés jamais n’abolira le hasard. In diens gedichten speelt het witte vlak een belangrijke rol bij de betekenisgeving. Voor Mallarmé ontstond betekenis steeds in het spel tussen de woorden en daarom was de witte tussenruimte voor hem geladen. De typografische vormgeving van Un Coup de dés – een gedicht waarin de betekenis van het witte, lege papier een belangrijke rol speelt – brengt een recentelijk in het poststructuralisme bekend geworden gedachte tot uitdrukking: betekenis staat nooit stil, is nooit definitief. Nollapiste radicaliseert deze gedachte. Eigenlijk wordt alleen de lege ruimte getoond. De ‘punten’ benadrukken de leegte van het witte vlak.
In het Fins wordt het woord nollapiste, ‘nulpunt’, voornamelijk in de exacte wetenschappen gebruikt. Nollapiste is het absolute nulpunt, waar theoretisch de laagst denkbare temperatuur wordt bereikt. Maar het is ook het kruispunt in het algebraïsche assenstelsel en de waarde van een functie die nul is. In het dagelijks taalgebruik kan men eveneens van nollapiste spreken, wanneer het rond het vriespunt is. En het woord nolla, ‘nul’, heeft logischerwijs vele betekenissen. Je kan bij nul beginnen of een nul zijn. De belangrijkste betekenis is: niets.
Nollapiste bestaat uit negen afdelingen en dertig gedichten, eenendertig vierkante punten, waarvan de eerste in de Finse uitgave op bladzijde vijftien staat. Gelet op deze getallen hoeft het niet te verbazen dat Osmo Jokinen zich interesseerde voor mystiek, oosterse spiritualiteit en astrologie. Of zoals het in memoriam voor Jokinen in het new age-tijdschrift Ultra de spijker op z’n kop slaat: hij bezat ‘de bijna magische capaciteit om aan te voelen wat er in de tijd speelde’.
Janna Kantola