Van idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek naar idee naar boek

Presentatie 3lingnieuws

Donderdag 7 december vond onder grote belangstelling de boekpresentatie van Felix Oestreichers 3lingnieuws plaats bij boekhandel Het Martyrium in Amsterdam. Uitgever Martien Frijns, essayist en webshopmanager Daan Stoffelsen en schrijver Saskia Goldschmidt hielden een toespraak.

In boekhandel Het Martyrium.

'Beste allemaal'

Martien Frijns

Hiermee opende Felix Oestreicher het 3lingnieuws dat hij tweewekelijks tussen 1937 en 1943 aan familie en vrienden schreef. Vanavond vertellen Daan Stoffelsen, essayist en webshopmanager van Athenaeum Boekhandel; Saskia Goldschmidt, schrijver van onder andere Verplicht gelukkig en Kukuruznik en als eerste uitgever Martien Frijns iets over het boek.

Laat ik beginnen: Waarom dit boek? Dat is de titel van het voorwoord van Helly Oestreicher zonder wie dit boek niet tot stand was gekomen. Ze sluit haar voorwoord af met: ‘Voor al diegenen die het leven onder de stolp van dagelijks dreigende gevangenneming van drie volwassenen en drie zeer jonge kinderen willen meebeleven.’
Felix Oestreicher, de vader van de drie meisjes Beate, Helly en Maria, schrijft, in een brief die pas geopend mocht worden als alle ellende voorbij was, het volgende: ‘Ik blijf doorgaan met het schrijven van de kindernieuwsbrieven. Ik hoop dat ze ooit worden gepubliceerd, als aandenken aan ons en de kinderen, dat mensen ze met plezier kunnen lezen, dat onze nagedachtenis bewaard blijft zodat we niet voor niets hebben geleefd.’

3lingnieuws bleef meer dan een halve eeuw een goed bewaard geheim. In oktober 1943 schreef Felix Oestreicher zijn laatste brief. Deze kwam boven op de stapel brieven terecht en verdween in een la. Beate, Maria en Helly vonden de map in 1989 in de nalatenschap van hun pleegtante Lisbeth. De brieven waren in het Duits op doorslagpapier geschreven. Sommige brieven waren goed leesbaar, andere waren slecht leesbaar vanwege de povere kwaliteit van het carbonpapier. Maria ontfermde zich over de brieven en typte ze allemaal over. In een ordner bijeengebracht waren zij het verjaardagscadeau van de familie voor Beate die in 1994 60 jaar werd. Tegenwoordig bevinden de brieven zich in het Stadsarchief van Amsterdam en op een speciaal ingerichte website van de Radboud Universiteit waas ze les- en studiemateriaal zijn voor studenten in Nederland en Duitsland.

Het plan voor de vertaling van de brieven ontstond drie jaar geleden. Helly wilde dat de brieven in het Nederlands voor een zo breed en zo jong mogelijk publiek toegankelijk werden, ‘want Duits lezen kunnen de jonge mensen niet meer,’ zei ze. Langzaam werd idee boek. Voordat het boek zijn definitieve vorm vond, hebben Helly en ik regelmatig gesproken over welke en hoeveel brieven in het boek moesten; hoe het boek eruit moest zien (groot-klein, dik-dun), en hoe het boek het beste in- en uitgeleid kon worden.
Van meet af aan stond vast dat er foto’s in moesten. Foto’s van haar tante Maria Austria en foto’s uit Karlsbad tussen 1930-1938.

We hebben allebei de brieven gelezen en herlezen en maakten elk afzonderlijk een lijst met favorieten. Een rode stip betekende ja, een zwarte stip was nee. Zestig rode stippen waren aanvankelijk het resultaat. Enkele maanden later was het aantal met tien brieven uitgebreid en op de valreep werden nog vier brieven eraan toegevoegd omdat 1942 er wel heel erg bekaaid vanaf kwam.
Voortdurend spraken we over hoe Felix’ brieven het beste tot zijn recht konden komen. Welk boek past bij deze brieven?
‘Klein en intiem moet het worden,’ zei ik.
‘De lezer moet met de neus op de woorden en de beelden zitten. Maximaal elf bij negentien,’ zei ik.
‘Groter,’ zei Helly.
‘Nou vooruit dan. Een centimeter in de breedte en een centimeter in de hoogte erbij. Akkoord?’
‘Mooi,’ zei je nadat ik een print van het boek op maat had meegenomen.
Jij stelde voor de brieven niet per jaar te groeperen, maar per stad. Jullie hadden in zeven jaren tijd in zes steden of dorpen gewoond en daarmee was het nog niet voorbij. De hoofdstuktitels luiden achtereenvolgens Karlsbad, Bergen aan Zee, Leiden, Katwijk aan Zee, Blaricum en Amsterdam.
‘Het blauw moet dieper,’ zei je.
Azuur werd cobalt.
‘Beter,’ vroeg ik.
‘Mooi,’ antwoordde jij.

Een boek kan niet zonder deskundigen, te beginnen met de vertaler, gevolgd door de redacteur, de lithograaf, de drukker en de binder. Aan het eind van de rij komen de boekverkoper en de lezer aan bod.
‘De lezer heeft altijd het laatste woord,’ zei Helly.
Elbert Besaris is de vertaler. Op voorspraak van Ton Naaijkens werd hij benaderd. Alle brieven waren in het Duits geschreven behalve eentje waarin Felix zijn nieuwe taal, het Nederlands, oefent en uitprobeert. Af en toe discussieerden we met z’n vieren over woorden en zinsnedes zoals: is het Here God of Lieve Heer; is het 3lingnieuws met cijfer of drielingnieuws voluit geschreven? Is het Beste allemaal, Beste allen of Lieve allemaal? Is het ome of oom? We vonden overal een oplossing voor.
Caroline Meijer is de redacteur en eindredacteur van zowel de vertaling als het voor- en nawoord dat Helly en ik hebben geschreven. Aan haar hebben we het te danken dat Willush Oestreicher, de jonggestorven broer van Felix op de valreep in de stamboom is opgenomen. Zij is ook degene die in het nawoord een brieffragment van Felix uit 1929 heeft geschrapt. De verliefde Felix schreef in een brief aan zijn moeder over de Edison Lichtweek en hoe levendig en bijzonder de Joodse buurt in Amsterdam wel niet was. Caroline vond dit fragment overbodig en niet ter zake.
Marc Gijzen is de lithograaf. Hij heeft de foto’s levendig en krachtig gemaakt. Zo kunnen we op de cover de spetters op de lens van de camera nog zien.
Uiteindelijk zijn 74 brieven en enkele dagboekfragmenten van Gerda Laqueur, de vrouw van Felix, en meer dan 50 foto’s in het boek opgenomen.

Afgelopen week ontving ik het boek in dozen van de binder. Altijd een spannend moment. De dozen op de pallets waren aan twee zijden gedeukt. Gelukkig kunnen gebonden boeken tegen een stootje. Een boek in ontwerp is anders dan een boek in de hand. Het boek in de hand heeft altijd een detail dat onverwacht is. Ik bladerde en zocht maar vond niets, totdat ik ging lezen, want een boek is pas echt een boek als er enkele pagina’s gelezen zijn.
Twee jaar geleden begon ik met het lezen van het drielingnieuws in het Duits, niet mijn moedertaal. Een vermoeiende en inspannende aangelegenheid. Nu, in vertaling en in scherp gestoken zetwerk, komen, merkwaardig genoeg, de brieven tot leven. Dit is het onverwachte detail van 3lingnieuws.
Hierbij wil ik het graag laten en het woord geven aan Daan en Saskia, de eerste en de tweede lezer van het boek…

 

Martien Frijns, Daan Stoffelsen en Saskia Goldschmidt (Foto's Eva Frijns en Bas Schoemaker).

‘Jonger dankzij de kinderen’

Daan Stoffelsen

18 november 1937: ‘Elke middag gaan we naar de dierentuin, of nou ja, we kijken in een prentenboek waar alle zoogdieren in staan. [...] De leeuw wordt met luid gebrul ontvangen.’ Waarom dit boek, vraagt Helly Oestreicher zich af in haar inleiding op het vertederende en aangrijpende 3lingnieuws. Waarom schreef Felix Oestreicher zijn bulletin over zijn opgroeiende dochters Beate, Maria en Helli, zo begreep ik die vraag aanvankelijk. Haar voorlopige antwoord is: zijn observaties en brieven voelden als een levensopdracht en gaven hem levensmoed.

Jonger dankzij de kinderen
Een opdracht, ja. Ik voel me gezegend dat mijn voornaamste opdrachten van logistieke en professionele aard zijn, kort gezegd: hoe regel ik oppas voor vanavond en hoe zorg ik dat al deze mensen dit boek en nog veel meer bij onze boekhandel kopen. Maar Felix Oestreicher moest op de vlucht, en in de jaren 1937-1943 maakte dat zulke zorgen futiel. ‘Een deel van de boeken is uit voorzorg aan kennissen “verkocht”,’ schrijft Oestreicher in zijn ‘Testament’. En de bewegingsvrijheid van het joodse gezin wordt steeds meer ingeperkt. Zelf overleven, je kinderen veilig houden, is dan het voornaamste, en het zelfopgelegde verplichting van brieven schrijven leidt af, benadrukt dat je niet alleen bent, en dat er iets dóórgaat. Je kinderen groeien.

En in een Europa zoals voor 1940 bestond, van de Jordaan tot de Atlantische Oceaan, waar de Dnjepr, de Eger en de Amstel doorheen stromen, nog vrij begaanbaar maar sterk ontvlambaar, zijn zij je grootste opdracht. Zo lees ik deze brieven, als een vader, wiens leven groter werd door zijn kinderen. Zij zien wel de dieren en bloemen. ‘Maria vertelde gisteren ineens van alles over de poolvos,’ schrijft Oestreicher 17 december 1937, en 13 mei 1943: ‘Beate sleept alle half verdroogde snijbloemen en potplanten naar binnen en heeft een varen weer opgelapt.’ Zij scheppen genoegen in spelen, volgen volledig hun gevoel in de omgang met anderen. Met hun eerste woorden bouwen ze ook de wereld van hun ouders opnieuw op. 

Zij kunnen nog open en kwetsbaar staan in wat uiteindelijk een omgeving van gevaar en complexiteit zal blijken. Zij roepen in ouders het beste op. Oestreicher schrijft in 1941: ‘We constateerden allebei dat we jonger waren geworden dankzij de kinderen.’ Ze riepen in anderen ook het beste op, en dat bevreemdt me telkens weer, dat er mensen zijn die kinderen als volwassenen in spe zien, hun volksvijandigheid al ingebed in het DNA.

De grote gebeurtenissen
Eind 1942 schrijft Oestreicher: ‘Het is niet gebruikelijk dat ik in deze brieven, die bedoeld zijn als nieuwsbrieven over de kinderen, ook over ons volwassenen schrijf, maar de grote gebeurtenissen gaan ook de kinderen aan. Ze nemen zoveel voor lief.’ Ook een kinderleven ontkomt niet aan de grote wereld, en dat is natuurlijk ook wat we ons een boek lang realiseren. 3lingnieuws is geen literatuur, zo bedoelde Oestreicher het in deze vorm ook niet, maar er zit wel een spanning in: al het ongezegde, alle ellende die zijn adressanten maar al te goed kennen, werpt een schaduw over het kleine spel. Ergens is dat interessanter dan Anne Franks dagboeken, die, zoals pubers dat doen, ontdek ik nu, hoofd- en bijzaken moeilijk scheiden. Tussen haakjes: de bijzaken doen ertoe, maar zeg dat maar niet tegen de brugklasser zelf.

3lingnieuws is geen literatuur, maar als lezer zie ik zijn kwaliteiten in een groter literair web. Was Elsschots De leeuwentemmer, over een kind dat leeuwen Duitsers laat eten, en ontvoerd werd naar Polen, niet in 1940 verschenen? Maar de Vlaamse reclameman kwam de oorlog goed door. Ik moest vooral denken aan Misjka, de winnaar van de Gouden Penseel 2023. Edward van de Vendel schreef met de Afghaanse Nederlander Anoush Elman een prachtig, teder boek over Roya, een meisje dat eindelijk een huis krijgt in Nederland, en daar hoort een huisdier bij, een konijn. Misjka. Aan haar hecht het meisje zich, aan haar vertelt ze over de vlucht uit Afghanistan. Het is zo’n boek dat de grote gebeurtenissen zichtbaar maakt met kleine mensen, en dieren.

De vraag, wat Felix Oestreicher bewoog, blijkt overigens niet zijn dochters hoofdvraag. Waarom dit boek? Het is, schrijft ze, een boek voor de volgende generatie, voor haar onderduikzus, en voor ‘al diegenen die het leven onder de stolp van dagelijks dreigende gevangenneming van drie volwassenen en drie zeer jonge kinderen willen meebeleven’. En inderdaad, het is een monument, het is een getuigenis van een leven dat doorgaat ondanks de grootste wreedheden en de diepste angsten, zoals we dat alleen kunnen zien door de ogen van kinderen.

 

Overhandiging van de eerste exemplaren.

'Bij het 3lingnieuws'

Saskia Goldschmidt

Lieve Helly, hartelijk gefeliciteerd met dit prachtige boek.

Onze geschiedenissen zijn sinds 1941 verknoopt. In dat jaar trouwde mijn vader Paul Goldschmidt met Renate Laqueur, de jongere zuster van Gerda, Helly’s moeder. Toch heb ik lang niet van het bestaan van de familie Oestreicher geweten.

In de boekhandel van Ko van Leest, in de Banstraat in Amsterdam, bekeek ik in het jaar 2000 het hoekje oorlogsliteratuur, zoals ik bijna altijd in elke boekhandel doe. Daar ontdekte ik het dagboek van Felix: Ein Judische Artz-Kalender, Durch Westerbork und Bergen-Belsen nach Tröbitz.

Hé, dacht ik, net als Paul en Renate. Bladerend door het boek ontdekte ik dat ik het dagboek van Renates zwager in handen had. Opmerkelijk, omdat Renate in Bergen-Belsen ook een dagboek had bijgehouden dat in 1965 was uitgegeven. En daarin worden Felix en Gerda en Maria en Beate geen een keer genoemd. Pijnlijk ook, want Felix noemt in zijn dagboek Paul en Renate wel 56 keer, dus dat de families ook in Bergen-Belsen met elkaar te maken hadden, was duidelijk.

Ik zocht contact met Maria en later leerde ik Helly en Reynoud kennen, met wie we een warme band opbouwden, die voelt als familieband. We dragen op veel manieren een gezamenlijke geschiedenis. Een van die dingen is dat ik ben geboren in het huis Transvaalkade 13, waar de familie Oestreicher in 1943 uit is weggevoerd naar Westerbork en later Bergen-Belsen. Alleen Helly werd naar het ziekenhuis De Joodsche Invalide gebracht en dankzij het verzet ondergebracht bij een boerenfamilie. Ik ontdekte pas als volwassene de geschiedenis van mijn geboortehuis.

En nu ligt er dit mooie boek, waarin Felix met een jaloersmakende precisie verslag doet van de ontwikkelingen van zijn drie jonge meisjes, Beate, de oudste en de tweeling Maria en Helly.

Het is om verschillende redenen een bijzonder document. Deze brieven laten zien wat een begenadigd observator Felix is geweest. En dat hij een goed schrijver was, die nauwkeurig en subtiel de verschillen tussen zijn meisjes wist te schetsen. Hij beschreef ieders karakter, eigenheid en hun talenten. Beate, Maria en Helly worden zo echte personages. In zijn beschrijvingen wordt helder hoe verbonden hij zich met hen voelde, en dat in een tijd dat vaders toch vaak een grotere afstand tot hun kinderen hielden.

Als de strop om het leven van de Joodse bevolking maand na maand strakker wordt aangetrokken en de school niet meer toegankelijk is, neemt Felix het onderwijs van zijn dochters ter hand. En uit zijn brieven wordt duidelijk met wat voor enthousiasme en met kennis van zaken hij dat doet. Hij onderwijst ze in brede zin: schrijf- lezen- en rekenles, vreemde talen, maar ook kunstgeschiedenis en natuuronderwijs. Daarbij is hij niet van de school die voor kinderen op zijn knieën gaat zitten, hij daagt ze uit en inspireert. Ze lezen Bolke de beer maar ook de legende van de Lorelei, en de Gudrunsage, ze trekken de grenzen van landen uit de atlas over en leren op deze manier verschillende werelddelen te herkennen, ze tekenen vlinders en vogels na van het kwartetspel en zoeken in de dierenencyclopedie Brehms Tierleben informatie over ze op. Er worden verhaaltjes verzonnen en geïllustreerd. Ze leggen kleine tuintjes aan, ze doen gymnastiek. Veel ouders zouden hun kind zo’n onderwijzer gunnen. En ik denk dat er veel mensen rondlopen, die ook graag zo’n betrokken vader hadden gehad.

Over de steeds moeilijkere omstandigheden laat Felix weinig los. Soms is er een opmerking, zoals: ‘De ster hebben ze zonder al te veel discussie geaccepteerd.’ Of: `Het is jammer dat ze onze nervositeit aanvoelen. Gerda begint te trillen als er ’s avonds wordt aangebeld’.

In het boek zijn hier en daar dagboekaantekeningen van Gerda te lezen die iets meer context schetsen over de steeds angstaanjagender omstandigheden waarin de familie komt te verkeren.

Ik denk dat de keuze van Felix om zo weinig over de buitenwereld te spreken misschien is ingegeven door de behoefte zijn dierbare dochters zoveel mogelijk af te schermen van de boosaardige buitenwereld. En door er niet over te schrijven, creëert Felix zelf een wereld, waarin die dreiging niet zo opdringerig aanwezig is. Misschien heeft het hem ook geholpen om de schoonheid van het leven te blijven zien. Want in kinderen is die zo voelbaar aanwezig en zichtbaar, zoals in het boek de foto’s van Maria Austria laten zien.

Tenslotte is dit brievenboek ook een getuigenis van veerkracht. Want het gezin van Felix was een vluchtelingengezin, dat met veel moed trachtte in een nieuw vaderland een bestaan op te bouwen. Het is diepdroevig, dat ze, door de verschrikkelijke tijd in Bergen-Belsen, en door die verdomde vlektyfus en hun verzwakte toestand, alsnog eind mei 1945 gestorven zijn.

Dat dit boek er nu is, is ook te danken aan de veerkracht van Helly, die in deze voor haar zo moeilijke tijd, dit samen met Martien voor elkaar heeft gekregen.

En daarmee doet ze recht aan ‘het testament’ van Felix, ook opgenomen in dit boek. Hij schrijft: ‘Ik blijf doorgaan met het schrijven van de kindernieuwsbrieven. Ik hoop dat ze ooit worden gepubliceerd, als aandenken aan ons en de kinderen, dat mensen ze met plezier kunnen lezen, dat onze nagedachtenis bewaard blijft, zodat we niet voor niets hebben geleefd.’

Alsof hij voorvoelde welke kant het op zou kunnen gaan.

We lezen de brieven met ontroering en ik dank Helly en Martien voor deze publicatie. En Helly, ik denk dat je op je vader lijkt, wat veerkracht en doorzettingsvermogen betreft. Je bent een inspirerend voorbeeld van iemand die niet is klein te krijgen.

Dank daarvoor.